Medicatieleer: verschil tussen versies

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Informatie toegevoegd)
(Informatie toegevoegd)
Regel 2: Regel 2:
   
 
Dersboekje de medicatie uitschrijven van bi bijwerkingen en wanneer He te wordt gegeven en wanneer het niet mag en wat de dosering wat normale is . Vaak krijg je een toets aan het einde een mondeling toets en een theorie toets beide moet met voldoende afsluiten om op je stage medicijnen uit te mogen delen.
 
Dersboekje de medicatie uitschrijven van bi bijwerkingen en wanneer He te wordt gegeven en wanneer het niet mag en wat de dosering wat normale is . Vaak krijg je een toets aan het einde een mondeling toets en een theorie toets beide moet met voldoende afsluiten om op je stage medicijnen uit te mogen delen.
  +
  +
== Kennis ==
  +
Geneesmiddelen zijn in principe allemaal mogelijk giftig, bijvoorbeeld door het toedienen aan de
  +
  +
verkeerde persoon, door toedienen van een te grote hoeveelheid, door ondeskundig toedienen of
  +
  +
fout bewaren. Als ze goed gebruikt worden, zijn ze een zegen voor mensen die zwaar ziek zijn.Een geneesmiddel bevat een farmacologisch actieve stof. Dat is een plantaardige, heel soms een dierlijke, maar meestal chemische stof. Van die stof is bekend dat het gunstig werkt, een ziekte bestrijdt, een functie in het lichaam ondersteunt of een symptoom wegneemt.
  +
  +
Een farmacologisch actieve stof is een stof waarvan:
  +
  +
1. bekend is hoe hij in elkaar zit (de chemische structuur)
  +
  +
2. bekend is dat hij één of meer lichamelijke en psychische functies beïnvloeden kan;
  +
  +
3. bekend is welke dosis nodig is voor een bepaald effect;
  +
  +
4. bekend is waar hij in het lichaam werkt en hoe lang dat duurt. Ook weet men hoe het lichaam
  +
  +
de stof afbreekt.Dit is belangrijk om te weten voor een verstandige behandeling met medicijnen. Als men van deze vier dingen een of meer onderdelen niet weet, zoals bij andere geneeswijzen, dan noemen we de behandeling niet-regulier. Een arts moet een behandeling altijd kunnen uitleggen en mag
  +
  +
niet uitgaan van de goedgelovigheid van mensen. Die verklaring moet wel mogelijk zijn, dus de
  +
  +
wetenschappelijke informatie moet er zijn. Dat vormt een van de eisen waaraan een stof moet voldoen om als geneesmiddel geregistreerd te kunnenworden.Ook stoffen als cafeïne, alcohol, XTC, nicotine en vitamines zijn farmacologisch actief. Het zijn genotmiddelen, drugs of voedingssupplementen. Daarnaast zijn ook de 'aspirientjes' en de
  +
  +
paracetamol van de drogist actief. Alle farmacologisch actieve stoffen kunnen elkaars werking beïnvloeden. Dat zijn interacties. Ook genotmiddelen, voedingsmiddelen en drugs veroorzaken interacties. Dat doen ze met elkaar en met medicijnen.
  +
  +
== Toedieningsvormen ==
  +
  +
==== Lokale behandeling ====
  +
Een lokale (plaatselijke) behandeling verdient de voorkeur: het middel komt normaal gesproken
  +
  +
alleen op de plaats van werking en nergens anders. Dan is er bijna geen risico op bijwerkingen op andere plaatsen in het lichaam. Voorbeelden zijn onder andere huidmiddelen, zoals crèmes, lotions; oog-, oor- en neusdruppels; gels of zuigtabletten voor het slijmvlies van de mond; middelen voor vaginale toepassing; middelen voor lokale werking op het slijmvlies van de endeldarm; inhalatiemiddelen bij hooikoorts of astma. Bij crèmes kan de stof door de opperhuid heendringen tot in het bloed. Dat gebeurt vooral bij langdurig gebruik van een stof die goed in vet oplost en over een groot oppervlak uitgesmeerd is,
  +
  +
zeker op plaatsen waar de opperhuid dun is, zoals op oogleden, aangezicht en handrug. Bij toepassing onder een afsluitend verband neemt de opname in het bloed verder toe.Ook bij inhalatie van geneesmiddelen is er opname in het bloed. Het gaat dan om kleine
  +
  +
hoeveelheden, als je het vergelijkt met orale toediening of injecteren.
  +
  +
==== Systemische behandeling ====
  +
Een middel dat in een inwendig orgaan moet werken, moet daar via de bloedsomloop komen. Dat heet systemische toepassing. Voorbeelden zijn orale toediening en parenterale toediening.
  +
  +
Bij orale toediening komt de stof via het slijmvlies van de dunne darm in het bloed. Bij parenterale toediening komt de stof op een andere manier in het bloed, via injectie. Bij rectale toediening moet het slijmvlies van de endeldarm de stof doorlaten.De stof komt overal in het lichaam en kan bijwerkingen hebben op plaatsen waar het niet de bedoeling is; dat is ongewenst maar af en toe niet te vermijden.Een paar organen hebben een speciale grens met het bloed, een barrière, die bepaalt of een stof wel of niet uit het bloed het weefsel in kan. Voorbeelden zijn het centrale zenuwstelsel (de bloedhersenbarrière) en de geslachtsklieren.
  +
  +
==== Orale toediening ====
  +
Orale toediening kan als drank, als poeder, als tablet (samengeperst poeder), dragee (tablet met een omhulling van suikerachtige stof) of als capsule, een poeder met een gelatinelaagje eromheen. De orale toedieningsvormen bevatten behalve de werkzame stof ook vulstoffen die bij de bereiding nodig zijn. Soms zijn mensen allergisch voor één van deze vulstoffen. De werkzame stof moet via het slijmvlies van de dunne darm in het bloed terecht komen. Daarvoor moet de stof eerst in de maag uiteenvallen, oplossen en de darm bereiken. Poeder of drank gaan daarbij sneller dan tabletten, dragees en capsules. Het kost altijd wel wat tijd.Voor orale toediening geldt verder:
  +
* het is de meest algemeen geaccepteerde manier om geneesmiddelen in te nemen;
  +
  +
* sommige middelen irriteren de maag rechtstreeks;
  +
  +
* braken binnen een half uur na inname leidt vaak tot een probleem met de werkzaamheid;
  +
  +
* Innemen met ruim water op een nuchtere maag bevordert een snelle opname in het bloed;
  +
  +
* innemen tijdens of na de maaltijd kan de werking vertragen; sommige middelen gaan niet samen met bepaalde voedingsbestanddelen, zoals zuivel en zuivelproducten; dan is er geen opname in het bloed.
  +
  +
* sommige stoffen hebben een etsende werking, zoals acetylsalicylzuur of tetracycline; die mogen niet in de slokdarm blijven steken. Liggend innemen is uit den boze, het drinken van een hoeveelheid vocht na het innemen is aan te bevelen
  +
  +
* zo nu en dan zijn capsules of tabletten te groot voor patiënten met een slikstoornis; raadpleeg dan de voorschrijvend arts;
  +
  +
* na resorptie via het darmslijmvlies bereikt de stof via de poortader eerst de lever. Dat orgaan kan geneesmiddelen opruimen. Bij sommige middelen is de lever daar zo snel mee, dat maar weinig van het geneesmiddel de lever passeert en in de onderste holle ader terecht komt om naar de rest van het lichaam te gaan. Sommige middelen, zoals nitroglycerinepreparaten, zijn daarom ongeschikt voor orale toediening. De lever heeft alles meteen bij de eerste passage afgebroken. Dat heet een groot ‘first-pass-effect’.Sommige orale middelen hebben een speciale omhulling:
  +
* capsules hebben een gelatineomhulling om de vieze smaak van het poeder te verbergen; als je die capsules openmaakt is het erg bitter.
  +
* Een extra maagsapresistente omhulling (enteric coated) moet ervoor zorgen, dat het middel pas uiteenvalt en oplost nadat het al voorbij de maag is. Daarmee kan men bijwerkingen op de maag vermijden of verhinderen dat maagzuur het middel onwerkzaam maakt;
  +
* een omhulsel waardoor de actieve stof langzaam in het darmkanaal vrijkomt. Dat zijn toedieningsvormen met vertraagde afgifte. Die zijn bedoeld om de werkingsduur van het middel langer te maken. De opname in het bloed is uitgespreid over vele uren en daarom werkt het in principe ook langer. Dan hoeft men het minder vaak in te nemen. Dat is gemakkelijker. Dat betekent wel dat er in dit soort capsules of tabletten een veel hogere dosis van de werkzame stof zit dan in andere orale toedieningsvormen. Men kan de termen slow release of sustained release tegenkomen.
  +
  +
==== Rectale toediening ====
  +
Het inbrengen van geneesmiddelen via de anus is voor veel mensen, en zeker kinderen minder goed te verdragen. Bij een suppositorium (zetpil) is de actieve stof opgelost in een vette substantie. Deze moet eerst smelten en dan komt het middel langzaam vrij.Suppositoria kunnen plaatselijk werken, zoals bijvoorbeeld laxantia. Suppositoria zijn een goede mogelijkheid,, als orale toediening niet kan, bij sufheid, slikklachten, maagklachten, misselijkheid en braken. De opname van de stof in het bloed moet via het slijmvlies van de endeldarm. Dit slijmvlies is daar echter niet voor gemaakt. Daarom is bij suppositoria de systemische werking vaak slecht te voorspellen. Men kan niet zeker weten hoeveel werkzame stof in het bloed komt. Suppositoria zijn ook niet geschikt voor een echt snelle werking. Het kan nooit de reden zijn voor een keuze voor deze toediening. Het is misschien sneller dan orale inname op een volle maag, maar zeker langzamer dan inname op een lege maag of intraveneuze of intramusculaire injectie. Een snelle werking is er wel als het middel al opgelost is, bijvoorbeeld bij een rectiole met daarin diazepam. Een voordeel van een zetpil is dat het poortadersysteem en de lever voor een groot deel omzeild .worden. Er is een minder groot ‘first-pass-effect’. De aders onder in het de endeldarm monden namelijk uit in de onderste holle ader. Bij sommige medicijnen is dat handig.
  +
  +
==== Parenterale toediening ====
  +
Bij parenterale toediening moet het middel in het bloed komen, maar dat gebeurt niet door resorptie via het darmslijmvlies. Het gaat bijna alleen maar om injecties.
  +
* injectie in onderhuids bindweefsel (vetweefsel): subcutaan; bijvoorbeeld insuline-injecties.
  +
  +
* injectie in een spier: intramusculair. Men legt in de spier een voorraadje aan van een stof. Van
  +
daaruit wordt het middel in het bloed opgenomen. Soms kan een injectie genoeg zijn voor een
  +
  +
paar weken. Dat heet dan een depotinjectie, bijvoorbeeld met penicilline of de ‘prikpil’. Bloed
  +
  +
komt langs de spier en neemt de stof geleidelijk mee, dat is het idee erachter. Er moet wel genoeg bloed door de spier stromen. Bij een kwetsbare en slecht werkende bloedsomloop, bij shock of ernstig hartfalen, valt dat vaak tegen. Dan kan het zijn dat een intramusculaire injectie niet werkt, er komt geen bloed bij de injectieplaats. Dat geldt ook voor subcutane injecties. Als de plaatselijke doorbloeding wisselt, wisselt de werkzaamheid van de stof.
  +
* injectie in een ader: intraveneus. Sommige middelen kan men alleen maar op die manier
  +
toedienen, rechtstreeks (bolusinjectie) of via een infuus. Intraveneuze injectie garandeert een
  +
  +
ogenblikkelijke beschikbaarheid van de totale hoeveelheid werkzame stof in het bloed. Dat is het
  +
  +
werk van verpleegkundigen en artsen. Een Port-a-Cath is een onderhuids ingebrachte
  +
  +
injectiekamer die via een onderhuids getunneld slangetje via de ondersleutelbeenader is
  +
  +
aangesloten op de bovenste holle ader. Het aanprikken van de Port-a-Cath is betrekkelijk eenvoudig en het getunnelde slangetje gaat aderinfecties (flebitis) tegen.Bij epidurale toediening spuit de arts de stof vlak buiten het harde ruggenmergvlies. Dat vlies heet de dura, vandaar de naam. Van daaruit moet de stof bij zenuwwortels of in het hersenvocht terecht komen. Men kan een pompsysteem toepassen voor continue toediening. In het ziekenhuis doet men ook wel intraspinale toediening, dan schuift de anesthesist de naald verder, door het harde hersenvlies heen tot in de ruimte met hersenvocht. Zo dient men centrale analgetica (pijnstillers zoals morfine), sommige middelen tegen kankercellen en antibiotica toe.
  +
  +
Verder zijn er de volgende parenterale toedieningsvormen:
  +
* Inhalatie: eigenlijk vooral voor plaatselijke toediening via de luchtwegen, bijvoorbeeld bij astma. Toch wordt inhalatie ook wel eens parenteraal genoemd. Bij narcosemiddelen, is het de bedoeling dat ze via de longblaasjes in het bloed terechtkomen.
  +
  +
* Intranasale spray is op de eerste plaats geschikt voor plaatselijke werking; via het neusslijmvlies kan men ook hormonen in het bloed krijgen, binnenkort wellicht ook insuline.
  +
  +
* Bij transdermale toediening zit de werkzame stof verwerkt in een depotpleister op de huid. Deze stof moet door de opperhuid heen de bloedsomloop bereiken. Transdermale toediening wordt onder andere toegepast bij fentanyl (Durogesic), een krachtige pijnstiller en bij perifere vaatverwijders. Het depot zorgt voor een lange en continue opname. Ook rivastigmine (Exelon) en een aantal vaatverwijders (Deponit) gaan transdermaal
  +
  +
* Opname via het slijmvlies onder de tong, sublinguaal genoemd, wordt toegepast om snelwerkende vaatverwijders in het bloed te krijgen bij pijn op de borst. Het wangslijmvlies kan ommige stoffen snel genoeg opnemen voor een snelle werking. Een voorbeeld is clonazepam Rivotril), een anti-epilepticum.
  +
  +
== algemene begrippen ==
  +
  +
==== Recept ====
  +
Een recept is een schriftelijk verzoek van een arts aan de apotheker om een geneesmiddel (te bereiden en) af te leveren. Op het recept moeten vermeld staan: de datum, de naam en de sterkte van het geneesmiddel, de wijze van gebruik, een ondertekening, de naam van de patiënt, naam, adres en telefoonnummer van de arts, en als het een kind betreft, het geboortejaar. Ieder voorschrift begint met R/. Tussen verschillende voorschriften op een briefje hoort het sluitteken #.Een receptenbriefje wordt maar aan één kant beschreven. Hoeveelheden kunnen worden aangegeven met milligram of gram. Aantallen worden nogal eens met Romeinse cijfers aangegeven.Een recept voor een stof die onder de Opiumwet valt, is handgeschreven met onuitwisbare inkt; de ondertekening moet plaatsvinden met de volledige naam. De hoeveelheid en de dosering per keer moeten in letters uitgeschreven staan; de naam, voorletters en het volledige adres van de patiënt en een duidelijk uitgeschreven voorschrift over de wijze van gebruik moeten ook vermeld worden. Per recept mag er maar één preparaat voorgeschreven worden. Onder de Opiumwet vallen morfine en de middelen die erg op morfine lijken. Je mag deze middelen op straat niet in bezit hebben. Op de afdeling moet de administratie helemaal kloppen, en het bewaren geschiedt achter slot en grendel.
  +
  +
==== Merknaam en generieke naam ====
  +
De beschermde merknaam van een geneesmiddel herkent men aan het symbool voor geregistreerde handelsnaam: ®. De generieke naam van een geneesmiddel is door de Wereldgezondheidsorganisatie vastgesteld en over de hele wereld is het middel onder die naam
  +
  +
bekend. Paracetamol is de generieke naam, paracetamol met wat cafeïne in een tablet gecombineerd noemt men Finimal®. Diazepam is hetzelfde als Valium®.De letters FNA achter een naam betekenen dat de apotheker dit middel zelf bereiden kan.
  +
  +
==== Indicaties en contra-indicaties ====
  +
De indicatie voor een geneesmiddel is de reden om het middel voor te schrijven. De arts beoordeelt of er een indicatie aanwezig is. Een contra-indicatie is een reden om het desbetreffende middel vooral niet toe te passen. Een relatieve contra-indicatie vormt een tegenargument dat de arts bijzonder serieus moet nemen, bijvoorbeeld zwangerschap of slechte nierfunctie.Een absolute contra-indicatie is een absoluut verbod. Zwangerschap of ernstige allergie zijn hier voorbeelden van. Er kunnen verschillende concrete doelen zijn:
  +
* symptomatische behandeling: bestrijden van symptomen. Dit is heel veel waard, mits men op
  +
andere manieren het verloop kan volgen. Pijn blijft een waarschuwingssignaal dat zich niet
  +
  +
ongestraft laat onderdrukken.
  +
* ingrijpen in het ziekteproces. De aandoening wordt stopgezet, de patiënt kan zijn eigen
  +
krachten aanspreken om te herstellen. Van dit soort indicaties zijn er evenveel voorbeelden als er aandoeningen bestaan, bijvoorbeeld het verwijden van bloedvaatjes, remmen van de
  +
  +
maagzuurproductie of het remmen van ontstekingsverschijnselen. Als het middel genezing
  +
  +
afdwingt of duidelijk versnelt spreekt men van een curatieve behandeling. Af en toe denken we echt de oorzaak te bestrijden en spreken we van een causale behandeling.
  +
* bestrijden van een tekort heet suppletie. Het toedienen van ijzer en vitamines is hiervan een
  +
voorbeeld.
  +
* aanvullen van een lichaamseigen stof, die iemand zelf niet meer of niet meer genoeg
  +
produceert kan, heet substitutie. Voorbeelden zijn verschillende hormonen.
  +
* preventie van ziekte heet profylaxe. Profylactisch gebruik is bedoeld om ziektes te voorkomen.
  +
Voorbeelden zijn vaccineren, passieve immunisatie, toepassing van lithium om nieuwe manisch�depressieve episodes tegen te gaan, antimalariamiddelen op verre reizen, slikken van foliumzuur door vrouwen met kinderwens.
  +
  +
De verschillende soorten indicaties kunnen elkaar gemakkelijk overlappen.
   
 
== Media ==
 
== Media ==

Versie van 29 nov 2022 18:04

Medicatieleer is een vak op het MBO die wordt gegeven aan alle zorgopleidingen waarbij je in het beroep medicijnen gaat delen aan mensen. Je leert in deze lessen over de meest voorkomende medicijnen wat de bijwerkingen zijn wanneer ze worden voorgeschreven en vaak moet je in een andere

Dersboekje de medicatie uitschrijven van bi bijwerkingen en wanneer He te wordt gegeven en wanneer het niet mag en wat de dosering wat normale is . Vaak krijg je een toets aan het einde een mondeling toets en een theorie toets beide moet met voldoende afsluiten om op je stage medicijnen uit te mogen delen.

Kennis

Geneesmiddelen zijn in principe allemaal mogelijk giftig, bijvoorbeeld door het toedienen aan de

verkeerde persoon, door toedienen van een te grote hoeveelheid, door ondeskundig toedienen of

fout bewaren. Als ze goed gebruikt worden, zijn ze een zegen voor mensen die zwaar ziek zijn.Een geneesmiddel bevat een farmacologisch actieve stof. Dat is een plantaardige, heel soms een dierlijke, maar meestal chemische stof. Van die stof is bekend dat het gunstig werkt, een ziekte bestrijdt, een functie in het lichaam ondersteunt of een symptoom wegneemt.

Een farmacologisch actieve stof is een stof waarvan:

1. bekend is hoe hij in elkaar zit (de chemische structuur)

2. bekend is dat hij één of meer lichamelijke en psychische functies beïnvloeden kan;

3. bekend is welke dosis nodig is voor een bepaald effect;

4. bekend is waar hij in het lichaam werkt en hoe lang dat duurt. Ook weet men hoe het lichaam

de stof afbreekt.Dit is belangrijk om te weten voor een verstandige behandeling met medicijnen. Als men van deze vier dingen een of meer onderdelen niet weet, zoals bij andere geneeswijzen, dan noemen we de behandeling niet-regulier. Een arts moet een behandeling altijd kunnen uitleggen en mag

niet uitgaan van de goedgelovigheid van mensen. Die verklaring moet wel mogelijk zijn, dus de

wetenschappelijke informatie moet er zijn. Dat vormt een van de eisen waaraan een stof moet voldoen om als geneesmiddel geregistreerd te kunnenworden.Ook stoffen als cafeïne, alcohol, XTC, nicotine en vitamines zijn farmacologisch actief. Het zijn genotmiddelen, drugs of voedingssupplementen. Daarnaast zijn ook de 'aspirientjes' en de

paracetamol van de drogist actief. Alle farmacologisch actieve stoffen kunnen elkaars werking beïnvloeden. Dat zijn interacties. Ook genotmiddelen, voedingsmiddelen en drugs veroorzaken interacties. Dat doen ze met elkaar en met medicijnen.

Toedieningsvormen

Lokale behandeling

Een lokale (plaatselijke) behandeling verdient de voorkeur: het middel komt normaal gesproken

alleen op de plaats van werking en nergens anders. Dan is er bijna geen risico op bijwerkingen op andere plaatsen in het lichaam. Voorbeelden zijn onder andere huidmiddelen, zoals crèmes, lotions; oog-, oor- en neusdruppels; gels of zuigtabletten voor het slijmvlies van de mond; middelen voor vaginale toepassing; middelen voor lokale werking op het slijmvlies van de endeldarm; inhalatiemiddelen bij hooikoorts of astma. Bij crèmes kan de stof door de opperhuid heendringen tot in het bloed. Dat gebeurt vooral bij langdurig gebruik van een stof die goed in vet oplost en over een groot oppervlak uitgesmeerd is,

zeker op plaatsen waar de opperhuid dun is, zoals op oogleden, aangezicht en handrug. Bij toepassing onder een afsluitend verband neemt de opname in het bloed verder toe.Ook bij inhalatie van geneesmiddelen is er opname in het bloed. Het gaat dan om kleine

hoeveelheden, als je het vergelijkt met orale toediening of injecteren.

Systemische behandeling

Een middel dat in een inwendig orgaan moet werken, moet daar via de bloedsomloop komen. Dat heet systemische toepassing. Voorbeelden zijn orale toediening en parenterale toediening.

Bij orale toediening komt de stof via het slijmvlies van de dunne darm in het bloed. Bij parenterale toediening komt de stof op een andere manier in het bloed, via injectie. Bij rectale toediening moet het slijmvlies van de endeldarm de stof doorlaten.De stof komt overal in het lichaam en kan bijwerkingen hebben op plaatsen waar het niet de bedoeling is; dat is ongewenst maar af en toe niet te vermijden.Een paar organen hebben een speciale grens met het bloed, een barrière, die bepaalt of een stof wel of niet uit het bloed het weefsel in kan. Voorbeelden zijn het centrale zenuwstelsel (de bloedhersenbarrière) en de geslachtsklieren.

Orale toediening

Orale toediening kan als drank, als poeder, als tablet (samengeperst poeder), dragee (tablet met een omhulling van suikerachtige stof) of als capsule, een poeder met een gelatinelaagje eromheen. De orale toedieningsvormen bevatten behalve de werkzame stof ook vulstoffen die bij de bereiding nodig zijn. Soms zijn mensen allergisch voor één van deze vulstoffen. De werkzame stof moet via het slijmvlies van de dunne darm in het bloed terecht komen. Daarvoor moet de stof eerst in de maag uiteenvallen, oplossen en de darm bereiken. Poeder of drank gaan daarbij sneller dan tabletten, dragees en capsules. Het kost altijd wel wat tijd.Voor orale toediening geldt verder:

  • het is de meest algemeen geaccepteerde manier om geneesmiddelen in te nemen;
  • sommige middelen irriteren de maag rechtstreeks;
  • braken binnen een half uur na inname leidt vaak tot een probleem met de werkzaamheid;
  • Innemen met ruim water op een nuchtere maag bevordert een snelle opname in het bloed;
  • innemen tijdens of na de maaltijd kan de werking vertragen; sommige middelen gaan niet samen met bepaalde voedingsbestanddelen, zoals zuivel en zuivelproducten; dan is er geen opname in het bloed.
  • sommige stoffen hebben een etsende werking, zoals acetylsalicylzuur of tetracycline; die mogen niet in de slokdarm blijven steken. Liggend innemen is uit den boze, het drinken van een hoeveelheid vocht na het innemen is aan te bevelen
  • zo nu en dan zijn capsules of tabletten te groot voor patiënten met een slikstoornis; raadpleeg dan de voorschrijvend arts;
  • na resorptie via het darmslijmvlies bereikt de stof via de poortader eerst de lever. Dat orgaan kan geneesmiddelen opruimen. Bij sommige middelen is de lever daar zo snel mee, dat maar weinig van het geneesmiddel de lever passeert en in de onderste holle ader terecht komt om naar de rest van het lichaam te gaan. Sommige middelen, zoals nitroglycerinepreparaten, zijn daarom ongeschikt voor orale toediening. De lever heeft alles meteen bij de eerste passage afgebroken. Dat heet een groot ‘first-pass-effect’.Sommige orale middelen hebben een speciale omhulling:
  • capsules hebben een gelatineomhulling om de vieze smaak van het poeder te verbergen; als je die capsules openmaakt is het erg bitter.
  • Een extra maagsapresistente omhulling (enteric coated) moet ervoor zorgen, dat het middel pas uiteenvalt en oplost nadat het al voorbij de maag is. Daarmee kan men bijwerkingen op de maag vermijden of verhinderen dat maagzuur het middel onwerkzaam maakt;
  • een omhulsel waardoor de actieve stof langzaam in het darmkanaal vrijkomt. Dat zijn toedieningsvormen met vertraagde afgifte. Die zijn bedoeld om de werkingsduur van het middel langer te maken. De opname in het bloed is uitgespreid over vele uren en daarom werkt het in principe ook langer. Dan hoeft men het minder vaak in te nemen. Dat is gemakkelijker. Dat betekent wel dat er in dit soort capsules of tabletten een veel hogere dosis van de werkzame stof zit dan in andere orale toedieningsvormen. Men kan de termen slow release of sustained release tegenkomen.

Rectale toediening

Het inbrengen van geneesmiddelen via de anus is voor veel mensen, en zeker kinderen minder goed te verdragen. Bij een suppositorium (zetpil) is de actieve stof opgelost in een vette substantie. Deze moet eerst smelten en dan komt het middel langzaam vrij.Suppositoria kunnen plaatselijk werken, zoals bijvoorbeeld laxantia. Suppositoria zijn een goede mogelijkheid,, als orale toediening niet kan, bij sufheid, slikklachten, maagklachten, misselijkheid en braken. De opname van de stof in het bloed moet via het slijmvlies van de endeldarm. Dit slijmvlies is daar echter niet voor gemaakt. Daarom is bij suppositoria de systemische werking vaak slecht te voorspellen. Men kan niet zeker weten hoeveel werkzame stof in het bloed komt. Suppositoria zijn ook niet geschikt voor een echt snelle werking. Het kan nooit de reden zijn voor een keuze voor deze toediening. Het is misschien sneller dan orale inname op een volle maag, maar zeker langzamer dan inname op een lege maag of intraveneuze of intramusculaire injectie. Een snelle werking is er wel als het middel al opgelost is, bijvoorbeeld bij een rectiole met daarin diazepam. Een voordeel van een zetpil is dat het poortadersysteem en de lever voor een groot deel omzeild .worden. Er is een minder groot ‘first-pass-effect’. De aders onder in het de endeldarm monden namelijk uit in de onderste holle ader. Bij sommige medicijnen is dat handig.

Parenterale toediening

Bij parenterale toediening moet het middel in het bloed komen, maar dat gebeurt niet door resorptie via het darmslijmvlies. Het gaat bijna alleen maar om injecties.

  • injectie in onderhuids bindweefsel (vetweefsel): subcutaan; bijvoorbeeld insuline-injecties.
  • injectie in een spier: intramusculair. Men legt in de spier een voorraadje aan van een stof. Van

daaruit wordt het middel in het bloed opgenomen. Soms kan een injectie genoeg zijn voor een

paar weken. Dat heet dan een depotinjectie, bijvoorbeeld met penicilline of de ‘prikpil’. Bloed

komt langs de spier en neemt de stof geleidelijk mee, dat is het idee erachter. Er moet wel genoeg bloed door de spier stromen. Bij een kwetsbare en slecht werkende bloedsomloop, bij shock of ernstig hartfalen, valt dat vaak tegen. Dan kan het zijn dat een intramusculaire injectie niet werkt, er komt geen bloed bij de injectieplaats. Dat geldt ook voor subcutane injecties. Als de plaatselijke doorbloeding wisselt, wisselt de werkzaamheid van de stof.

  • injectie in een ader: intraveneus. Sommige middelen kan men alleen maar op die manier

toedienen, rechtstreeks (bolusinjectie) of via een infuus. Intraveneuze injectie garandeert een

ogenblikkelijke beschikbaarheid van de totale hoeveelheid werkzame stof in het bloed. Dat is het

werk van verpleegkundigen en artsen. Een Port-a-Cath is een onderhuids ingebrachte

injectiekamer die via een onderhuids getunneld slangetje via de ondersleutelbeenader is

aangesloten op de bovenste holle ader. Het aanprikken van de Port-a-Cath is betrekkelijk eenvoudig en het getunnelde slangetje gaat aderinfecties (flebitis) tegen.Bij epidurale toediening spuit de arts de stof vlak buiten het harde ruggenmergvlies. Dat vlies heet de dura, vandaar de naam. Van daaruit moet de stof bij zenuwwortels of in het hersenvocht terecht komen. Men kan een pompsysteem toepassen voor continue toediening. In het ziekenhuis doet men ook wel intraspinale toediening, dan schuift de anesthesist de naald verder, door het harde hersenvlies heen tot in de ruimte met hersenvocht. Zo dient men centrale analgetica (pijnstillers zoals morfine), sommige middelen tegen kankercellen en antibiotica toe.

Verder zijn er de volgende parenterale toedieningsvormen:

  • Inhalatie: eigenlijk vooral voor plaatselijke toediening via de luchtwegen, bijvoorbeeld bij astma. Toch wordt inhalatie ook wel eens parenteraal genoemd. Bij narcosemiddelen, is het de bedoeling dat ze via de longblaasjes in het bloed terechtkomen.
  • Intranasale spray is op de eerste plaats geschikt voor plaatselijke werking; via het neusslijmvlies kan men ook hormonen in het bloed krijgen, binnenkort wellicht ook insuline.
  • Bij transdermale toediening zit de werkzame stof verwerkt in een depotpleister op de huid. Deze stof moet door de opperhuid heen de bloedsomloop bereiken. Transdermale toediening wordt onder andere toegepast bij fentanyl (Durogesic), een krachtige pijnstiller en bij perifere vaatverwijders. Het depot zorgt voor een lange en continue opname. Ook rivastigmine (Exelon) en een aantal vaatverwijders (Deponit) gaan transdermaal
  • Opname via het slijmvlies onder de tong, sublinguaal genoemd, wordt toegepast om snelwerkende vaatverwijders in het bloed te krijgen bij pijn op de borst. Het wangslijmvlies kan ommige stoffen snel genoeg opnemen voor een snelle werking. Een voorbeeld is clonazepam Rivotril), een anti-epilepticum.

algemene begrippen

Recept

Een recept is een schriftelijk verzoek van een arts aan de apotheker om een geneesmiddel (te bereiden en) af te leveren. Op het recept moeten vermeld staan: de datum, de naam en de sterkte van het geneesmiddel, de wijze van gebruik, een ondertekening, de naam van de patiënt, naam, adres en telefoonnummer van de arts, en als het een kind betreft, het geboortejaar. Ieder voorschrift begint met R/. Tussen verschillende voorschriften op een briefje hoort het sluitteken #.Een receptenbriefje wordt maar aan één kant beschreven. Hoeveelheden kunnen worden aangegeven met milligram of gram. Aantallen worden nogal eens met Romeinse cijfers aangegeven.Een recept voor een stof die onder de Opiumwet valt, is handgeschreven met onuitwisbare inkt; de ondertekening moet plaatsvinden met de volledige naam. De hoeveelheid en de dosering per keer moeten in letters uitgeschreven staan; de naam, voorletters en het volledige adres van de patiënt en een duidelijk uitgeschreven voorschrift over de wijze van gebruik moeten ook vermeld worden. Per recept mag er maar één preparaat voorgeschreven worden. Onder de Opiumwet vallen morfine en de middelen die erg op morfine lijken. Je mag deze middelen op straat niet in bezit hebben. Op de afdeling moet de administratie helemaal kloppen, en het bewaren geschiedt achter slot en grendel.

Merknaam en generieke naam

De beschermde merknaam van een geneesmiddel herkent men aan het symbool voor geregistreerde handelsnaam: ®. De generieke naam van een geneesmiddel is door de Wereldgezondheidsorganisatie vastgesteld en over de hele wereld is het middel onder die naam

bekend. Paracetamol is de generieke naam, paracetamol met wat cafeïne in een tablet gecombineerd noemt men Finimal®. Diazepam is hetzelfde als Valium®.De letters FNA achter een naam betekenen dat de apotheker dit middel zelf bereiden kan.

Indicaties en contra-indicaties

De indicatie voor een geneesmiddel is de reden om het middel voor te schrijven. De arts beoordeelt of er een indicatie aanwezig is. Een contra-indicatie is een reden om het desbetreffende middel vooral niet toe te passen. Een relatieve contra-indicatie vormt een tegenargument dat de arts bijzonder serieus moet nemen, bijvoorbeeld zwangerschap of slechte nierfunctie.Een absolute contra-indicatie is een absoluut verbod. Zwangerschap of ernstige allergie zijn hier voorbeelden van. Er kunnen verschillende concrete doelen zijn:

  • symptomatische behandeling: bestrijden van symptomen. Dit is heel veel waard, mits men op

andere manieren het verloop kan volgen. Pijn blijft een waarschuwingssignaal dat zich niet

ongestraft laat onderdrukken.

  • ingrijpen in het ziekteproces. De aandoening wordt stopgezet, de patiënt kan zijn eigen

krachten aanspreken om te herstellen. Van dit soort indicaties zijn er evenveel voorbeelden als er aandoeningen bestaan, bijvoorbeeld het verwijden van bloedvaatjes, remmen van de

maagzuurproductie of het remmen van ontstekingsverschijnselen. Als het middel genezing

afdwingt of duidelijk versnelt spreekt men van een curatieve behandeling. Af en toe denken we echt de oorzaak te bestrijden en spreken we van een causale behandeling.

  • bestrijden van een tekort heet suppletie. Het toedienen van ijzer en vitamines is hiervan een

voorbeeld.

  • aanvullen van een lichaamseigen stof, die iemand zelf niet meer of niet meer genoeg

produceert kan, heet substitutie. Voorbeelden zijn verschillende hormonen.

  • preventie van ziekte heet profylaxe. Profylactisch gebruik is bedoeld om ziektes te voorkomen.

Voorbeelden zijn vaccineren, passieve immunisatie, toepassing van lithium om nieuwe manisch�depressieve episodes tegen te gaan, antimalariamiddelen op verre reizen, slikken van foliumzuur door vrouwen met kinderwens.

De verschillende soorten indicaties kunnen elkaar gemakkelijk overlappen.

Media

Deze app wordt meestal gebruikt tijdens de lessen

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Medicatieleer&oldid=750428"