Schoolvak
Een schoolvak of leervak zijn de onderdelen van het onderwijs. Op school krijg je verschillende soorten schoolvakken. Ieder schoolvak is gericht op het leren van een bepaalde vaardigheid of een bepaald stukje kennis. Op de basisschool en middelbare school bestaan er verschillende soorten schoolvakken.
Op het mbo, de hogeschool en de universiteit zijn er ook schoolvakken. Zij worden echter cursussen of opleidingsonderdelen genoemd.
Op de basisschool
De basisschool is vooral gericht op het leren van rekenen, lezen en schrijven. Dit zijn namelijk superbelangrijke vaardigheden die je je hele leven nodig hebt. In groep 3 (in Nederland) of de eerste klas (in Vlaanderen) wordt daarom begonnen met deze vaardigheden. Later komen hier andere vakken bij, zoals biologie, geschiedenis, aardrijkskunde, verkeer, Engels (in Nederland) en Frans (in Vlaanderen). Er zijn meestal ook kunstzinnige vakken (zoals tekenen, knutselen en muziek) en lichamelijk opvoeding (gym).
In Nederland zijn de volgende vakken op alle basisscholen verplicht:
- Nederlands; vaak onderverdeeld in kleinere vakken, zoals taal, spelling, (begrijpend) lezen en woordenschat.
- Engels
- Rekenen
- Wereldoriëntatie; vaak onderverdeeld in aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, verkeer en staatsinrichting
- Kunstzinnige oriëntatie, zoals tekenen, knutselen en muziek.
- Lichamelijke opvoeding
In Vlaanderen zijn worden ongeveer dezelfde vakken aangeboden. In plaats van Engels leren leerlingen verplicht Frans, maar scholen kunnen daarnaast ook Engels aanbieden.
Scholen mogen ook zelf vakken toevoegen. Zo wordt op religieuze scholen het vak "religie" of "godsdienst" gegeven. Op openbare scholen is dit niet aanwezig.
Op de middelbare school
Op de middelbare school worden vakken door verschillende leraren in verschillende lokalen gegeven. De schoolvakken kunnen flink verschillen per school en per niveau. Ook kunnen bepaalde vakken slechts één of een paar jaar worden aangeboden. Leerlingen kiezen tijdens de middelbare school een vakkenpakket. Hierdoor laten zij bepaalde vakken "vallen" (zij gaan hier niet mee verder). In de onderbouw krijgen alle leerlingen van dezelfde klas (meestal) dezelfde vakken; in de bovenbouw ontstaan er meestal grote verschillen tussen leerlingen.