Glucoseregeling

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Glucoseregeling is de regeling van lichaam om het glucosegehalte op peil te houden. Glocuse (dextrose) is een andere naam voor druivensuiker. Glucose is belangrijk voor de stofwisseling. Het speelt een belangrijke rol bij de ademhaling van cellen in het lichaam. Zonder glucose kunnen cellen geen ademhalen en sterven af. Glucose is daardoor een belangrijke bron van energie en zit in bijna al het eten.

Bij de glucoseregeling spelen twee hormonen een belangrijke rol, namelijk insuline en glucagon. Deze twee hormonen zijn het tegenovergestelde van elkaar. Insuline verlaagt de hoeveelheid glucose in het bloed, maar glucagon verhoogt dit juist. Daarnaast kunnen andere hormonen het glucosegehalte verhogen, zoals adrenaline, cortisol, het zwangerschapshormoon en het groeihormoon.

Glucose is een van de belangrijkste energie bron van je lichaam. Per 24 uur minimaal 150 gram glucose hiervan willen jou hersenen 120 gram van hebben. Het menselijk lichaam kan via verschillende chemische reacties en dus hormonen de glucoseregeling op peil houden.

Klein stukje scheikunde

Koolhydraten komen in de levende natuur heel veel voor. Het zijn chemische stoffen waarin alleen koolstof ('kool'), waterstof ('hydraat') en zuurstof verwerkt zit en geen stikstof, zwavel of fosfor en andere stoffen. Als een koolhydraat in destofwisseling wordt afgebroken komt er ook alleen maar CO2 en H2O vrij. Dat maakt koolhydraten tot een schone brandstof.Een enkelvoudige suiker heeft zes koolstofatomen. Er zijn 3 van dit soort suikers voor de mens 'in omloop':glucose = dextrose = druivensuiker, fructose = vruchtensuiker, galactose, heeft geen Nederlandse naam.In het bloed vinden we alleen maar

deze drie. Ze lijken heel erg op elkaar, maar verschillen net genoegom voor de stofwisseling een andere betekenis te hebben. In het bloed vinden we glucose in ruime mate, fructose en galactose in heel kleine hoeveelheden, want de lever zal alle fructose en galactose veranderen in glucose. Alles draait om glucose- dat is DE brandstof. Alles moet glucose worden. In de natuur vind je nergens pure glucose, wel andere koolhydraten. Tweevoudige suikers zijn gemaakt van een 'koppeltje' enkelvoudige suikers.

Twee deeltjes glucose aan elkaar heet maltose, moutsuiker; belangrijk bij de bereiding van bier .Een deeltje glucose met fructose samen heet sacharose, 'tafelsuiker', 'bietsuiker', 'rietsuiker' en is zeer zoet;Een deeltje glucose met galactose samen heet lactose, 'melksuiker'.Tweevoudige suikers vindt men niet in het bloed. Ze moeten eerst gesplitst worden door een enzym in de dunne darm. Dan zijn er enkelvoudige suikers over en die komen in het bloed. Dit splitsen gebeurt heel snel, zeker als deze suikers goed opgelost zijn in water (denk aan

sportdrank).Meervoudige suikers (polysachariden) in de natuur bestaan uit kettingen van duizenden tot wel

miljoenen glucosedeeltjes aan elkaar. De belangrijkste zijn zetmeel, plantaardig; belangrijkste kenmerken: verteerbaar en een grote bron van energie. vezels; onverteerbaar, denk aan cellulose.Bronnen van plantaardig zetmeel zijn granen, graanproducten, rijst, bonen, aardappelen etc. Dierlijk zetmeel (glycogeen) komt vooral uit lever.

In voeding opnemen

Koolhydraten worden verteerd door enzymen in speeksel, alvleeskliersap en darmsap.In speeksel zit amylase, dat breekt zetmeel af tot glucose-kettingen van verschillende lengte. Amylase zit ook in het sap dat uit de alvleesklier komt. Door de inwerking van dat enzym blijft een tweevoudige suiker over in het darmsap. Daarin zit ook maltase en dat maakt de vertering af, zodat er glucose overblijft. De vertering van zetmeel bestaat dus uit een aantal stappen en vergt tijd.Als de vertering klaar is zal de glucose door het darmslijmvlies worden opgenomen in het bloed. Daar is verder geen hormoon bij nodig. De lever kan glucose uit het bloed halen en van die glucose weer een ketting van glucosedeeltjes maken. Die vorm van zetmeel noemen we glycogeen. De lever heeft een glycogeenreserve, dat betekent dus een reserve aan brandstof.

waarom zit er bij een gezond persoon geen glucose in de urine?

Alles wat in de bloedvloeistof opgelost is en niet te groot is, kan in principe in de urine terechtkomen. Glucose hoort daar ook bij. Maar dat gebeurt niet, want de nieren zijn erop gemaakt om alle glucose die in de urine terecht dreigt te komen, terug te sturen naar het bloed. Alleen als de glucosespiegel in het bloed sterk gestegen is, kunnen de nieren dat niet meer aan. Ze moeten wat glucose doorlaten.

Na de maaltijd

Na een maaltijd met koolhydraten stijgt de glucosespiegel in het bloed. Die stijging mag niet te

lang duren. Glucose moet ook weer snel uit het bloed weg, het moet de cellen in. Daar is het nodig, voor de verbranding. Insuline moet ervoor zorgen dat glucose de cel in kan.Koolhydraten die een lange vertering nodig hebben voordat ze afgebroken zijn tot glucose, vinden we in brood, pasta, aardappelen en granen. Deze bestanddelen zorgen voor een geleidelijk stijging van de glucosespiegel in het bloed. Snelle suikers' zijn koolhydraten die geen enkele vertering nodig hebben (kant en klare glucose, dextrose) of maar één stap: 'kristalsuiker' (sacharose, een tweevoudige suiker). Het nuttigen van deze suikers leidt tot een snelle piek in de bloedglucosespiegel.

Insuline

Insuline is een hormoon. Het helpt de cellen in allerlei weefsels en organen om glucose in zich op te nemen. Zonder insuline in de buurt kan glucose de cellen niet in. De kanaaltjes die glucosedoor kunnen laten, gaan alleen maar open als er insuline in de buurt is. Zonder insuline moeten de cellen andere brandstof verbranden. Die andere brandstof is bijvoorbeeld vet of eiwit. Vet en eiwit hebben bij verbranding een groot nadeel: ze laten vies afval achter. Eiwit is als bouwstof eigenlijk veel te kostbaar, bijvoorbeeld voor in de spieren.Met insuline nemen de cellen de glucose uit het bloed graag op. De levercellen doen met de opgenomen glucose nog iets meer: ze leggen de glucose vast in stapels glucose. Deze stapel glucose in de cel heet zetmeel, een veel gebruikte naam is glycogeen. Het is een mooie reserve. Ook dat is een taak van insuline. Tenslotte remt insuline al in kleine hoeveelheden de aanmaak van glucose uit eiwitten en vet in de lever.Deze acties van insuline zorgen er samen voor dat het bloedglucosegehalte snel daalt als het hoger is geworden na een maaltijd.

Eilandjes van lange hands

De alvleesklier maakt alvleeskliersap voor de vertering en stuurt dat sap via een buis naar de darm.In de alvleesklier liggen ongeveer 1 miljoen aparte klompjes cellen die hormonen maken. Dat zijn de eilandjes van Langerhans.Die miljoen eilandjes wegen samen 1 tot 1,5 gram, dat is minder dan 2% van het gewicht van de alvleesklier.De bètacellen in de eilandjes maken insuline. De alphacellen maken glucagon. Drie andere soorten cellen maken nog weer andere hormonen.

Hormonen die anders werken

Andere hormonen kunnen een te laag bloedglucosegehalte 'opkrikken'. Dat zijn:

  • adrenaline uit het bijniermerg
  • glucagon uit de eilandjes van Langerhans
  • cortisol uit de bijnierschors (prednison is synthetisch bijnierschorshormoon)Dat zijn de belangrijkste, er zijn er nog meer: zwangerschapshormoon en groeihormoon. Al deze hormonen werken insuline tegen en zorgen er vooral voor dat de lever heel snel glucose maakt uit de reserve aan glycogeen en uit aminozuren.
Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Glucoseregeling&oldid=783116"