Molecuul
|
Een molecuul is een verzameling van deeltjes uit het periodiek systeem. Deze deeltjes, ook wel atomen genoemd, gaan dan bindingen aan. Moleculen worden voornamelijk gebruikt in de scheikunde. Er wordt dan gekeken hoe bepaalde stoffen (dit zijn heel veel dezelfde moleculen) met elkaar zullen reageren. Ook komen moleculen terug in de natuurkunde. Hier gaat het meer om het uiteenvallen van radioactieve moleculen en de deeltjes die daarbij ontstaan.
Geschiedenis van de molecuultheorie
Oudheid
De Griekse wijsgeer Leucippus was de grondlegger van het atomisme, de theorie die zegt dat alle materie is opgebouwd uit niet-deelbare, onvernietigbare deeltjes, die atomen worden genoemd. Deze theorie is verder uitgewerkt door zijn leerling en filosoof Democritus. Daarmee waren zij de eerste geleerden die stelden dat materie uit deeltjes bestaat, waarmee zij ook de basis voor de molecuultheorie legden.
Renaissance
In de Renaissance gingen een aantal mensen verder met het uitdiepen van de molecuultheorie. In de 17e eeuw werd voor het eerst gesteld dat moleculen bestaan uit atomen. Het atoom-idee werd onafhankelijk van elkaar door de Nederlander Isaac Beeckman (1620) en de Fransman Sébastien Basson (1621) verder ontwikkeld. Beeckman vroeg zich af waarin metalen van elkaar verschillen. Hij zag een klomp goud als een verzameling onzichtbaar kleine individuen, goudwezentjes, die hij homogenea noemde. Die waren opgebouwd uit vier atoomsoorten: water, vuur, aarde en lucht. De homogenea van verschillende metalen hadden verschillende aantallen van die atoomsoorten, en dat gaf ze specifieke eigenschappen. Tot dan toe meenden onderzoekers dat de verschillende metalen in elkaar konden overgaan via een soort evolutie van onedel naar edel. Maar die 'evolutietheorie' kon niet verklaren hoe legeringen, mengsels van verschillende metalen, dan waren opgebouwd. Beeckmans theorie kon dat wel. De inzichten van Beeckman kregen invloed via zijn leerlingen Descartes en Huygens, die leidden tot de monades van Leibniz, de molecule van Stahl, de corpuscules van Boyle evenals de particulae ultimae compositionis van Newton. Dit zijn allemaal namen (en theorieën) over moleculen. Hierna kwam de uitwerking van de molecuultheorie een beetje stil te liggen.
Negentiende eeuw
In 1808 werd de atoomtheorie opnieuw leven ingeblazen door de Britse schei- en natuurkundige John Dalton. In zijn werk A new system of chemical philosophy stelde hij dat materie is samengesteld uit kleine, ondeelbare deeltjes. De Italiaanse geleerde Amedeo Avogadro maakte vervolgens in 1811 het onderscheid tussen atomen en moleculen, die door hem "samengestelde atomen" genoemd werden. Overigens werden de woorden "atoom" en "molecuul" doorelkaar gebruikt aan het begin van de negentiende eeuw.
(Dit is voor de meeste wss onbegrijpelijk; zal ik later even uitleggen) 1857 was het jaar waarin Friedrich Kekulé ontdekte dat koolstof vierwaardig is, zonder meer een mijlpaal gezien het feit dat de hedendaagse organische chemie grotendeels op die ontdekking gebaseerd is.
Twintigste eeuw
In de eerste helft van de twintigste eeuw is door onder andere Ernest Rutherford en Niels Bohr de inwendige structuur van het atoom opgehelderd. Dankzij hun werk konden ook veel vragen over de ruimtelijke vorm van moleculen beantwoord worden.
Vorm
Moleculen zijn zeer klein. Ze zijn opgebouwd uit verschillende atomen. Deze atomenen zijn verbonden met zogenaamde 'atoombindingen'.
Structuurformules
Dit artikel is een beginnetje. Je wordt uitgenodigd op bewerk te klikken om dit artikel aan te vullen.
Meer informatie over dit onderwerp vind je hier: |
Dit artikel is een beginnetje.
|