Winde
| Winde (vis) Leuciscus idus | |||
|---|---|---|---|
|
| |||
| Niet bedreigd | |||
| Leefgebied | Noord -Europa en Azië, in NL onder andere IJsselmeer en Overijsselse Vecht | ||
| Leefomgeving | stromend water | ||
| Behoort tot de | Karperachtigen (Cypriniformes), zoetwatervissen, Beenvissen, Vissen | ||
| |||
De winde (Leuciscus idus), is een zoetwatervis die behoort tot de Karperachtigen (Cypriniformes). Het komt voor in grotere rivieren, vijvers en meren in Noord-Europa en Azië. In Nederland is het een vrij algemene vissoort. Het is buiten zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied door de mens geïntroduceerd in Europa, Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland. Het is een populaire siervis, die meestal wordt gehouden in buitenvijvers in gematigde streken, waaruit hij vaak ontsnapt.
Beschrijving
De winde is een nogal mollige, stevig gebouwde vis. De steel van de staartvin is dik. Als ze klein zijn, hebben ze donkere ruggen en zilveren zijkanten, maar oudere vissen krijgen een gouden glans langs de zijkanten. Op alle leeftijden is het oog geel en zijn de borstvin en anaalvin roodachtig van kleur. De rugvin heeft drie stekels en 8-11 zachte stralen, de aarsvin heeft ook drie stekels en 8-11 zachte stralen, terwijl de staartvin 19 stralen heeft. Ze worden 25–50 cm lang en het normale gewicht ligt tussen de 0,5-1,5 kg en ze bereiken zelden een gewicht van meer dan 2,0 kg. Het Europese vangstrecord met een hengel is 5,5 kg. Er zijn meldingen gedaan van windes die een lengte van ongeveer 100 cm en een gewicht van 8 kg bereikten.
De winde komt voor in Europa en West-Azië, van de rivieren die in het oosten in de Noordzee uitmonden via Zuid-Scandinavië en Oost-Europa tot aan de afwatering van de Kaspische Zee en de rivier de Lena. Door de mens ook geïntroduceerd in Verenigd Koninkrijk en Noord-Amerika. Ze komen voor in scholen in de heldere poelen van grotere rivieren, vijvers en meren, maar ze kunnen in de winter naar diepere wateren trekken voordat ze naar ondiep zoet water trekken om in de lente te paaien. De eitjes worden meestal tussen grind of op opkomende begroeiing gelegd. Volwassen windes eten insecten, slakken en andere ongewervelde dieren.
De goudwinde wordt als siervis in vijvers gehouden. De Koi is echter polulairder.